Drukke dag op het werk: meeting om half tien en ik moest mijn presentatie eerst nog afwerken, telefoon stond niet stil, lastige klant aan de balie, printer weer defect en tijdens de middagpauze de verlovingsring van een collega moeten bewonderen.
“Draag je die op je linker of op je rechterhand? Maakt dat wat uit? Wat is de traditie?”
De gesprekken over de laatste modetrends in het dragen van handjuwelen kaatsten tot in de gang. Aline van de boekhouding haalde er een website bij. Het was een webshop met ringen, ringen en nog eens ringen.
“Hier kun je inspiratie opdoen,” zei ze.
We keken naar de foto’s van gouden en zilveren ringen, met en zonder steentje, glad of geribbeld, breed of fijn en bescheiden. We beslisten dat je niet op elke vinger een ring moest steken. Dat was geen gezicht. Een op de pink en een op de ringvinger was esthetischer. Of twee op dezelfde vinger. Of duim en ringvinger.
We wrongen onze ringen van onze handen en combineerden en experimenteerden erop los. Vóór ik het wist, zat ik met de zegelring van Stef van de marketingafdeling op mijn pink. Ik liep er bijna mee buiten, toen de middagpauze voorbij was en dat verdomde arbeidsethos ons terug naar onze werkplek zoog.
Goh, ja, van ringen gesproken!
Iedere keer zat ik met haar opgescheept. Elke avond, wanneer ik mijn kantoor verliet, stond ze daar haar hondje uit te laten. En als ik dan langs haar heen ging, begon ze aan een stuk door tegen mij te ratelen.
Ik bleef steeds beleefd en vriendelijk, want, ja, ocharme, dat vrouwtje. Misschien had ze niemand anders om eens iets tegen te vertellen. Ondertussen probeerde ik voorzichtig om weg te komen. Er kwam geen einde aan haar verhaal en ik wilde toch echt wel naar huis.
Plots viel haar blik op de twee ringen die ik achter elkaar aan mij linker ringvinger had geschoven.
“Is uw man ook gestorven,” vroeg ze.
door An
0 reacties