Sommige mensen beweren alles te kunnen eten zonder dat ze ook maar één gram bijkomen. Anderen volgen het ene dieet na het andere en hebben het gevoel dat ze voor elke culinaire zonde meedogenloos door de weegschaal worden gestraft. Is dit oneerlijke verschil te wijten aan het hebben van een snel of een traag metabolisme? Volgens Dr. Karolien Van De Maele, verbonden aan de Universiteit van Antwerpen, is het complexer dan dat.
Er is meer dan metabolisme
Het basale metabolisme zijn alle processen die in het lichaam nodig zijn om het te laten werken: om het hart te laten pompen, de hersenen goed te laten functioneren enzovoort. Hierin zijn er verschillen van persoon tot persoon, afhankelijk van leeftijd, geslacht, de lichaamssamenstelling en dergelijke meer. Vaak wordt gezegd dat iemand met overgewicht een traag basaal metabolisme heeft. Maar dat is niet waar. Onderzoek heeft uitgewezen dat niet iedereen met obesitas of overgewicht ook een traag metabolisme heeft.
Het eigen-schuldverhaal
Voor de regeling van ons lichaamsgewicht zijn er veel meer en complexere factoren bepalend dan enkel het hebben van een goed of een slecht metabolisme. Om te beginnen, moeten we uitgaan van de welbekende, stigmatiserende uitspraak: “Elk pondje gaat door het mondje.” Als er meer calorieën ingaan, dan dat er uitgaan, word je zwaarder. Om je lichaamsgewicht in evenwicht te houden, moet je ervoor zorgen dat er minder ingaat, door bijvoorbeeld minder te eten, of dat er meer uitgaat, door bijvoorbeeld te sporten. Maar hoe komt het dan dat deze simpele logica voor sommige mensen niet blijkt te werken?
Eten met je hersenen
Het zijn je hersenen die beslissen of je gaat eten of niet. Hierbij zijn er twee zaken, die we moeten weten. Ten eerste is er de hypothalamus, die het evenwicht regelt tussen het gevoel van honger, waardoor we gaan eten, en het gevoel van verzadiging, waardoor we stoppen met eten. Ten tweede moeten we beseffen dat ons brein reageert op prikkels, die vanuit het lichaam zelf gegeven worden, maar ook op prikkels van buitenaf. Als we eten, komen er in ons lichaam stoffen vrij die aan onze hersenen het signaal geven dat we verzadigd zijn en dan stoppen we met eten. Dit zijn prikkels vanuit ons eigen lichaam. Maar er zijn ook prikkels vanuit de omgeving.
Geen metabolisme, maar een eigenschap
Prikkels vanuit de omgeving en bepaalde emoties kunnen aanzetten tot eten. Sommige mensen hebben van nature uit meer moeite om aan deze prikkels te weerstaan dan anderen. Er zijn bijvoorbeeld mensen die een gevoel van honger hebben als ze verdrietig zijn of als ze boos zijn. Voor sommige mensen is het moeilijker om te weerstaan aan de geur van eten. Daardoor nemen deze mensen veel meer calorieën binnen dan dat ze uitdrijven, terwijl op anderen deze prikkels minder vat hebben, waardoor ze minder eten. Of je hersenen beter of slechter weerstand kunnen bieden aan prikkels uit de omgeving is dus een eigenschap zoals de kleur van je haar of je huidtype of de vorm van je neus. Bovendien is het een familiaal gegeven.
Het is maar een gedachte
De regulatie van de voedingsinname wordt centraal vanuit de hersenen geregeld, waarbij bepaalde mensen omwille van verschillende redenen vaak onbewust meer energie of meer calorieën innemen dan dat ze verbruiken. Dat sommige mensen alles kunnen eten zonder bij te komen, is maar een gedachte. In werkelijkheid eten ze minder dan ze zelf denken omdat hun hersenen beter weerstand bieden aan de prikkels die andere mensen dan weer wel tot eten aanzetten.
0 reacties